Resultaten ICT-Vaardigheden
Resultaten onderzoek 1:
Uit deze resultaten kunnen wij dus concluderen dat de meeste leerlingen een goed basisniveau qua
ICT-Vaardigheden hebben. Zij zijn in staat om de juiste zoektermen te hanteren, ook als ze specifiekere opdrachten krijgen. Echter merken wij hier wel dat leerlingen het nog lastig om reclame en feiten te onderscheiden. Bij vraag drie kwamen enkele leerlingen uit op vakantiesites. Die sites zeiden namelijk dat zij het oudste gebouw te wereld hadden en dat deze kon worden bezocht. Dit was echter niet waar en was alleen maar een manier om gasten te lokken. Hierdoor waren er verschillende antwoorden bij dit onderdeel. De leerlingen die hier al wel van op de hoogte waren keken alleen op Wikipedia. Hierdoor hadden zij wel de juiste antwoorden. Mocht men de leerlingen zelfstandig specifieke dingen laten opzoeken. Dan is het handig om dit voor de les te benoemen, maar dit valt meer onder studievaardigheden dan het tekenonderwijs. Een vak geïntegreerde les zal hier dus op zijn plaats zijn. Verder merkten wij dat veel leerlingen het nog lastig vonden om een afbeelding toe te voegen op Word. De leerlingen die dit wel eens hebben gedaan bij de typ-les konden dit wel. Maar doorsnee genomen waren de leerlingen hier niet toe in staat. Als de leerkracht dus een les wil ontwerpen waarbij de leerlingen een online collage moeten maken, of afbeeldingen moeten samenvoegen tot één groot kunstwerk. Dan is uitleg over dit onderwerp een vereiste voor de les. Kortom de leerlingen zijn in staat om bijvoorbeeld voorbeelden op te zoeken en de juiste zoektermen te gebruiken, maar zijn nog niet in staat om op een device een tekenopdracht uit te voeren. Hier is hun digitale kennis nog te summier voor. Door instructie en veel herhaling zou deze kennis kunnen worden ontwikkeld.
Resultaten onderzoek 2:
De producten van groep 1 zonder voorbeelden leken veel op elkaar. Het waren veel rode rondjes met weinig detail en variatie. De creativiteit die de leerlingen in zich hebben kwam dus niet echt uit de verf.
De producten van groep 2(werken met voorbeeld(en) ) waren al veel gevarieerde. Zo waren er meer details en maakten zij gebruik van verschillende kleuren.
De producten van groep 3 waren nog gevarieerde. Door eerste de specifieke vragen te maken. Hadden zij veel meer details gezien van een appel. Dit resulteerde in appels met veel variaties, veel details, verschillende texturen, verschillende kleuren en appels in verschillende situaties. Denk hierbij aan een gesneden appel of een appel aan de boom. Voor foto's van de resultaten--> zie bestandsuitwisseling op Blackboard.
Resultaten Creativiteit
Resultaten onderzoek 1:
De opdracht: maak in 2 minuten zoveel mogelijk verschillende tekeningen van dingen die rond zijn.
Klas: groep 7/8
Conclusie:
De leerlingen hebben de opdracht goed begrepen. Slechts 1 leerling begreep het niet helemaal, hij heeft namelijk diverse tekeningen gemaakt in de rondjes. Hij heeft de ronde cirkelvorm niet gebruikt in zijn tekeningen/ideeën. Hij heeft dan ook een stuk meer tekeningen gemaakt dan zijn klasgenoten. Ik merkte aan de leerlingen dat ze zenuwachtig werden van de timer op het digibord, die op 2 minuten stond. Verder viel me op dat er leerlingen waren die erg snel op ideeën kwamen, maar dat er vooral veel leerlingen waren die om zich heen aan het kijken waren om inspiratie op te doen. Zij vonden het lastig om iets te bedenken en gaven dit tijdens en na het onderzoekje ook aan. Zij dachten zelf dat dit te maken had met de tijdsdruk.
Resultaten onderzoek 1:
Uit deze resultaten kunnen wij dus concluderen dat de meeste leerlingen een goed basisniveau qua
ICT-Vaardigheden hebben. Zij zijn in staat om de juiste zoektermen te hanteren, ook als ze specifiekere opdrachten krijgen. Echter merken wij hier wel dat leerlingen het nog lastig om reclame en feiten te onderscheiden. Bij vraag drie kwamen enkele leerlingen uit op vakantiesites. Die sites zeiden namelijk dat zij het oudste gebouw te wereld hadden en dat deze kon worden bezocht. Dit was echter niet waar en was alleen maar een manier om gasten te lokken. Hierdoor waren er verschillende antwoorden bij dit onderdeel. De leerlingen die hier al wel van op de hoogte waren keken alleen op Wikipedia. Hierdoor hadden zij wel de juiste antwoorden. Mocht men de leerlingen zelfstandig specifieke dingen laten opzoeken. Dan is het handig om dit voor de les te benoemen, maar dit valt meer onder studievaardigheden dan het tekenonderwijs. Een vak geïntegreerde les zal hier dus op zijn plaats zijn. Verder merkten wij dat veel leerlingen het nog lastig vonden om een afbeelding toe te voegen op Word. De leerlingen die dit wel eens hebben gedaan bij de typ-les konden dit wel. Maar doorsnee genomen waren de leerlingen hier niet toe in staat. Als de leerkracht dus een les wil ontwerpen waarbij de leerlingen een online collage moeten maken, of afbeeldingen moeten samenvoegen tot één groot kunstwerk. Dan is uitleg over dit onderwerp een vereiste voor de les. Kortom de leerlingen zijn in staat om bijvoorbeeld voorbeelden op te zoeken en de juiste zoektermen te gebruiken, maar zijn nog niet in staat om op een device een tekenopdracht uit te voeren. Hier is hun digitale kennis nog te summier voor. Door instructie en veel herhaling zou deze kennis kunnen worden ontwikkeld.
Resultaten onderzoek 2:
De producten van groep 1 zonder voorbeelden leken veel op elkaar. Het waren veel rode rondjes met weinig detail en variatie. De creativiteit die de leerlingen in zich hebben kwam dus niet echt uit de verf.
De producten van groep 2(werken met voorbeeld(en) ) waren al veel gevarieerde. Zo waren er meer details en maakten zij gebruik van verschillende kleuren.
De producten van groep 3 waren nog gevarieerde. Door eerste de specifieke vragen te maken. Hadden zij veel meer details gezien van een appel. Dit resulteerde in appels met veel variaties, veel details, verschillende texturen, verschillende kleuren en appels in verschillende situaties. Denk hierbij aan een gesneden appel of een appel aan de boom. Voor foto's van de resultaten--> zie bestandsuitwisseling op Blackboard.
Resultaten Creativiteit
Resultaten onderzoek 1:
De opdracht: maak in 2 minuten zoveel mogelijk verschillende tekeningen van dingen die rond zijn.
Klas: groep 7/8
Conclusie:
De leerlingen hebben de opdracht goed begrepen. Slechts 1 leerling begreep het niet helemaal, hij heeft namelijk diverse tekeningen gemaakt in de rondjes. Hij heeft de ronde cirkelvorm niet gebruikt in zijn tekeningen/ideeën. Hij heeft dan ook een stuk meer tekeningen gemaakt dan zijn klasgenoten. Ik merkte aan de leerlingen dat ze zenuwachtig werden van de timer op het digibord, die op 2 minuten stond. Verder viel me op dat er leerlingen waren die erg snel op ideeën kwamen, maar dat er vooral veel leerlingen waren die om zich heen aan het kijken waren om inspiratie op te doen. Zij vonden het lastig om iets te bedenken en gaven dit tijdens en na het onderzoekje ook aan. Zij dachten zelf dat dit te maken had met de tijdsdruk.
Resultaten onderzoek 2:
Resultaten Beschouwen
Onderzoek 1: Afbeelding kleur en afbeelding zwart wit (verschillen/overeenkomsten).
Klas: Groep 8.
Conclusie:
Kleur heeft zeker invloed op hoe kinderen beschouwen. Zo zijn kinderen bij kleurrijke kunstwerken nog enthousiaster en vrolijker. Bij zwart-wit kunstwerken gaan de leerlingen aandachtiger kijken en staan ze meer stil bij hun emotie en gevoel. De olifant oogt verdrietig door het zwarte oog. Ze vonden het ogen dat de olifanten elkaar lief vonden, omdat ze elkaar een knuffel gaven met de slurf (St Clair, 2017).
Onderzoek 2: Digitale appel en echte appel.
Klas: groep 8.
Uit het onderzoek blijkt dat de leerlingen vooral specifiek aandacht hebben voor de appel en hier aandachtig naar kijken en proberen zo goed mogelijk na te tekenen. Ze hebben nagedacht over hoe die appel er nu precies uitziet. Dit was vooral ter sprake bij het natekenen van de echte appel. Bij het vergelijken van de tekeningen van de appel kwam naar voren dat de leerlingen geneigd zijn om een appel te tekenen hoe zij hem kennen. De leerlingen die een echte appel hadden, hebben hem niet getekend vanuit de hoek dat ze de appel zagen. Ze hebben vooral hun kennis toegepast. De leerlingen leren door deze activiteit te reflecteren op hun eigen handelen. De leerlingen hebben in viertallen hun meningen met elkaar gedeeld. Hieruit bleek dat de leerlingen met de echte appel het lastig vonden om vanuit hun ooghoek een appel te tekenen. De leerlingen zijn gedurende het beschouwen bezig geweest met denken, waarbij de leerlingen alle zintuigen inzetten en een persoonlijke betekenis geven aan datgene wat ze zien (Schasfoort, 2007).
Onderzoek 1: Afbeelding kleur en afbeelding zwart wit (verschillen/overeenkomsten).
Klas: Groep 8.
Conclusie:
Kleur heeft zeker invloed op hoe kinderen beschouwen. Zo zijn kinderen bij kleurrijke kunstwerken nog enthousiaster en vrolijker. Bij zwart-wit kunstwerken gaan de leerlingen aandachtiger kijken en staan ze meer stil bij hun emotie en gevoel. De olifant oogt verdrietig door het zwarte oog. Ze vonden het ogen dat de olifanten elkaar lief vonden, omdat ze elkaar een knuffel gaven met de slurf (St Clair, 2017).
Onderzoek 2: Digitale appel en echte appel.
Klas: groep 8.
Uit het onderzoek blijkt dat de leerlingen vooral specifiek aandacht hebben voor de appel en hier aandachtig naar kijken en proberen zo goed mogelijk na te tekenen. Ze hebben nagedacht over hoe die appel er nu precies uitziet. Dit was vooral ter sprake bij het natekenen van de echte appel. Bij het vergelijken van de tekeningen van de appel kwam naar voren dat de leerlingen geneigd zijn om een appel te tekenen hoe zij hem kennen. De leerlingen die een echte appel hadden, hebben hem niet getekend vanuit de hoek dat ze de appel zagen. Ze hebben vooral hun kennis toegepast. De leerlingen leren door deze activiteit te reflecteren op hun eigen handelen. De leerlingen hebben in viertallen hun meningen met elkaar gedeeld. Hieruit bleek dat de leerlingen met de echte appel het lastig vonden om vanuit hun ooghoek een appel te tekenen. De leerlingen zijn gedurende het beschouwen bezig geweest met denken, waarbij de leerlingen alle zintuigen inzetten en een persoonlijke betekenis geven aan datgene wat ze zien (Schasfoort, 2007).
Onderzoek 3: Zwart-wit afbeelding en kleuren afbeelding.
Klas: Groep 8.
Uit het onderzoek blijkt dat de leerlingen met de zwart-wit foto ook een tekening maken in zwart-wit en de leerlingen die een afbeelding in kleur zagen ervoor kozen om de tekening met kleurpotloden te gaan maken. De leerlingen zijn gedurende deze activiteit bezig geweest met het beschouwen. De leerlingen zijn aan de hand van hun persoonlijke kennis, waarneming en ondervindingen bezig geweest met het omgaan van vormgevingen en beelden. Ze hebben hierbij hun keuze gebaseerd op hoe ze de afbeeldingen zagen. De leerlingen zijn dan minder snel geneigd om af te wijken van de oorspronkelijke tekening die ze moesten natekenen (Schasfoort, 2007).
Bij het uitvoeren van dit onderzoekje, waarbij de leerlingen een zwart-wit tekening en een tekening met kleuren te zien kregen en deze vervolgens na moesten tekenen, is opgevallen dat kleuren wel degelijk van invloed zijn op het natekenen van kunstwerken. De drie leerlingen die de zwart wit tekeningen hebben nagetekend hebben alle drie geen gebruik gemaakt van kleurenpotloden, alleen van een grijs potlood. Het groepje leerlingen dat een kleuren tekening te zien heeft gekregen maakte juist gebruik van verschillende kleuren. Wat wel is opgevallen is dat allebei de groepjes begonnen met een grijs potlood om de omlijning te maken. De groep die de kleuren tekening te zien kregen besloot om daarna over te gaan op kleuren potloden terwijl de groep die de zwart-wit tekening te zien kregen door bleven tekenen met het kleuren potlood. Kortom, een grijs potlood wordt als basis gebruikt bij een tekening. Zien de leerlingen een zwart-wit foto, dan gebruiken ze een grijs potlood. Zien de leerlingen een kleurenfoto, dan gebruiken ze kleurpotloden (Schasfoort, 2007).
Klas: Groep 8.
Uit het onderzoek blijkt dat de leerlingen met de zwart-wit foto ook een tekening maken in zwart-wit en de leerlingen die een afbeelding in kleur zagen ervoor kozen om de tekening met kleurpotloden te gaan maken. De leerlingen zijn gedurende deze activiteit bezig geweest met het beschouwen. De leerlingen zijn aan de hand van hun persoonlijke kennis, waarneming en ondervindingen bezig geweest met het omgaan van vormgevingen en beelden. Ze hebben hierbij hun keuze gebaseerd op hoe ze de afbeeldingen zagen. De leerlingen zijn dan minder snel geneigd om af te wijken van de oorspronkelijke tekening die ze moesten natekenen (Schasfoort, 2007).
Bij het uitvoeren van dit onderzoekje, waarbij de leerlingen een zwart-wit tekening en een tekening met kleuren te zien kregen en deze vervolgens na moesten tekenen, is opgevallen dat kleuren wel degelijk van invloed zijn op het natekenen van kunstwerken. De drie leerlingen die de zwart wit tekeningen hebben nagetekend hebben alle drie geen gebruik gemaakt van kleurenpotloden, alleen van een grijs potlood. Het groepje leerlingen dat een kleuren tekening te zien heeft gekregen maakte juist gebruik van verschillende kleuren. Wat wel is opgevallen is dat allebei de groepjes begonnen met een grijs potlood om de omlijning te maken. De groep die de kleuren tekening te zien kregen besloot om daarna over te gaan op kleuren potloden terwijl de groep die de zwart-wit tekening te zien kregen door bleven tekenen met het kleuren potlood. Kortom, een grijs potlood wordt als basis gebruikt bij een tekening. Zien de leerlingen een zwart-wit foto, dan gebruiken ze een grijs potlood. Zien de leerlingen een kleurenfoto, dan gebruiken ze kleurpotloden (Schasfoort, 2007).
Onderzoek 4: Twee verschillende kunstwerken.
Klas: Groep 8.
Conclusie:
Ons is opgevallen dat leerlingen uit de onderbouw creatiever zijn in het benoemen van de dingen die ze zien. Zo geven ze verschillende betekenissen aan eenzelfde beeld op het kunstwerk. De groep leerlingen uit de bovenbouw is daarentegen veel concreter in het benoemen van de beelden en maakt daarbij ook beter en uitgebreider gebruik van taal. Het is natuurlijk ook logisch om aan te nemen dat leerlingen uit groep 6 en 7 een bredere woordenschat hebben dan leerlingen uit groep 1 en 2.
Onderzoek 5: Zoek de verschillen (onderbouw/middenbouw).
Klas: Groep 8.
Bij de opdracht met de verschillen kunnen we concluderen dat het voor leerlingen redelijk lastig is om onderscheid te maken in op het oog uitziende dezelfde tekeningen. De leerlingen kunnen wel een paar verschillen eruit vissen, maar bij lange na niet allemaal. Dit kan komen omdat de leerlingen op teveel onderdelen moeten focussen.
Bij onderzoekje 5 wordt er van de kinderen verwacht om informatie in een korte tijd op te slaan in het geheugen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het werkgeheugen. Wat doet het werkgeheugen? Het werkgeheugen wordt door kinderen vooral gebruikt bij denkprocessen waarbij ze actief bezig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verschillende taal en rekenlessen. Ons onderzoekje kan ook weer worden gekoppeld aan het werkgeheugen. Er worden steeds weer verbanden gelegd met het korte termijn geheugen. Het werkgeheugen helpt bij het maken van beslissingen en keuzes. Het geheugen maakt beslissingen welke informatie belangrijk is. Bij het zoeken naar de verschillen hebben de kinderen een aantal minuten de tijd gehad om voor hun de belangrijkste informatie te onthouden in het werkgeheugen. Hierna hebben ze dit weer kunnen gebruiken bij de tweede afbeelding. De vraag hierbij is dan ook, wat hebben de kinderen allemaal onthouden in hun werkgeheugen? (Monique Huizen, z.d.)
Onderzoek 6: Enquêtes ingevuld door leerkrachten op het voorgezet- en basisonderwijs (experts)
Beschouwen in het beeldonderwijs door verschillende experts
Géretta Beukers (kunstdocente in het basisonderwijs)
Wat is voor jou beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)?
Beschouwen is het kijken en praten over beeldende kunst. Dat kan bijvoorbeeld een kunstwerk zijn, een foto, een architectonisch gebouw of iets cultureels. Met elkaar kijken we naar een beeld en aan de hand van vragen hebben wij het er over. Wat zie je? Wat is belangrijk in dit werk? Heeft het werk een betekenis?
Hoe laat jij het aspect beschouwen terug komen in je lessen?
Aan het begin van mijn lessen maak ik tijd voor kunstbeschouwing. We bespreken dan samen een kunstwerk. Aan het einde van mijn lessen maak ik tijd voor werkbespreking. Dan kijken we naar het werk wat de kinderen zelf in de les hebben gemaakt.
Wat vind je belangrijk aan beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)? En wat leren leerlingen hier?
Leren kijken, mening vormen, VTS (visual thinking strategies), bijna alle antwoorden zijn goed, aandachtig kijken, luisteren naar elkaar.
Hoe kun je leerlingen beter leren kunst te beschouwen?
Niet een keer een kunstwerk bespreken als het uitkomt, maar er elke les tijd voor proberen te maken. Herhaling helpt bij het leren. Als de kinderen vaker leren kijken en hun mening vormen wordt het bespreken van kunst vanzelf makkelijker en beter.
Melissa Luisman (museum educator bij het museum van Coervorden)
Wat is voor jou beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)?
Beschouwen in het beeldonderwijs is voor mij aandachtig, met begeleiding kijken naar kunst/beeld. Een belangrijk onderdeel van beschouwen is praten over wat je ziet, of benoemen wat je ziet.
Hoe laat jij het aspect beschouwen terug komen in je lessen?
Door over kunst/beeld te praten in groepsverband. Ik bied handvatten, stel vragen en geef leiding aan het gesprek. Ik heb een curus Art based learning voltooid en een cursus VTS (Visual Thinking Strategie) waardoor ik ook over kennis beschik om een gesprek te sturen/starten.
Wat vind je belangrijk aan beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)? En wat leren leerlingen hier?
Ik vind het belangrijk dat leerlingen anders gaan kijken naar een werk, dat ze nieuwe zienswijzen ontdekken of nieuwe benaderingen vinden voor het beschrijven van een werk.
Leerlingen leren anders kijken. Hoe kijken we eigenlijk? Wat valt mij op? En waarom? Je leert kritisch kijken én benoemen wat je ziet. Je koppelt ervaringen of al opgedane kennis met wat je ziet op beeld. Je legt een stukje van jezelf in een werk.
Hoe kun je leerlingen beter leren kunst te beschouwen?
Ik ben van mening dat theorieën als VTS, art based learning, authentieke kunsteducatie een goed format zijn om een gesprek over (kunst) beschouwen mogelijk te maken. Door het stellen van de juiste vragen ontdekken leerlingen nieuwe dingen. Ze leren anders kijken. Ze herkennen nieuwe dingen, gaan op andere elementen letten en kunnen door het gesprek, ook iets zeggen over de beschouwing. Beschouwen is niet alleen maar kijken. Beschouwen doe je met al je zintuigen.
Hilde Ameln (docent CKV & Beeldende vorming op het voortgezet onderwijs)
Wat is voor jou beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)?
Het aandacht schenken aan alle aspecten van een beeldend werk, van begin tot eindproduct. Wat was de reden om dit werk te maken en waarom kies ik voor deze kleuren, vormen en verhaal om dit duidelijk te maken? In mijn ogen moet je beeldend werk zien als een boek zonder letters en vat iedereen het anders op, dit is de schoonheid ervan.
Hoe laat jij het aspect beschouwen terug komen in je lessen?
Zelf ben ik een voorstander van het eerst ontdekken voordat je ergens een ‘oordeel’ over kan vellen. Wat in mijn ogen goed werkt is de interesses van de leerlingen bij langs gaan. De een vindt het mooi om trekkers te spotten, de ander wil zichzelf op sociale media op de kaart zetten. Laat een aantal mooie foto’s maken door je leerlingen, van dat wat hun interesseert. Of dit nou een selfie is of een foto van een trekker in kikvorsperspectief, dat is niet relevant. Nadien bespreek je de met de groep de verschillende aspecten van het werk. Als dit beschouwen lukt, lukt het beschouwen van beeldend werk van kunstenaars waarschijnlijk ook.
Wat vind je belangrijk aan beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)? En wat leren leerlingen hier?
Wat ik belangrijk vind is om in discussie te gaan, er is geen goed of fout in het beschouwen van iets. Zo leren leerlingen ook om anders naar andere dingen te kijken, bij alles wat je misschien tot dusver niet ‘mooi' vond, kan nu ineens wél hele mooie invalshoeken hebben. Je leert een andere manier van kijken en observeren en dit kan in je verdere leven veel moois opleveren.
Hoe kun je leerlingen beter leren kunst te beschouwen?
In plaats van kijken naar wat ze niet interessant vinden, laat ze kijken naar wat wel interessant is: de één vindt kleurgebruik interessant; waarom heeft de kunstenaar gekozen voor deze kleuren? De ander vindt het onderwerp leuk. Laat de leerlingen er zelf achter komen wat hen interesseert en laat ook duiden dat het niet persé om het beeldende werk hoeft te gaan, maar laat ze fantaseren over wat er vooraf heeft gespeeld; wat was de reden om dit werk te maken?
Onderzoeksresultaten onderzoeken visualiseren
Onderzoek 1
Groep 5
Conclusies
Je kunt visualiseren terwijl je maar één zintuig gebruikt. Hier komen wel andere resultaten uit. Dit is te vooral te zien bij het proeven. De leerlingen hebben de pitjes van de granaatappel getekend, in plaats van de granaatappel. Je kunt dus niet verwachten dat iedereen hetzelfde tekent en dat het allemaal precies lijkt. Het gebruik van zintuigen wel wel degelijk invloed op het eindresultaat
Leerlingen kunnen visualiseren terwijl ze maar 1 zintuig mogen gebruiken, wel maakt het het wat lastiger. Visualiseren door alleen te horen of te proeven blijkt bij mij in de groep het lastigst.
Onderzoek 2
De meeste leerlingen geven aan er geen last van te hebben als er geen plaatjes bij opdrachten met tekst gaan, een klein deel geeft aan dit wel vervelend te vinden. Daarnaast geven bijna alle leerlingen aan dat ze het het fijnste vinden als er een combinatie wordt gebruikt van tekst met een plaatje. Ook geven ze aan dat de meeste leerlingen het fijn vinden als er plaatjes bij het vak rekenen gebruikt worden. Op de vraag of ze goed kunnen visualiseren als ze op een onrustige plek zitten waren de meningen verdeeld. De helft van de leerlingen geeft aan dit wel te kunnen, de andere leerlingen geven aan dit lastig te vinden of het niet te kunnen op een onrustige plek. Bijna alle leerlingen vinden verschillende opdrachten makkelijker om te maken als er een plaatje bij staat.
Conclusie
Het merendeel van de leerlingen van de verschillende scholen geeft aan het fijner te vinden als er plaatjes bij een tekst staan. Ook geeft het merendeel aan dat ze het lastig vinden om goed te visualiseren als ze op een onrustige plek zitten. Verder wordt er aangegeven dat de meeste leerlingen het makkelijker vinden om de opdracht met het plaatje te maken als de opdracht zonder plaatje. Het is wel zo dat bij geen enkele vraag alle leerlingen het er mee eens of oneens zijn.
Klas: Groep 8.
Conclusie:
Ons is opgevallen dat leerlingen uit de onderbouw creatiever zijn in het benoemen van de dingen die ze zien. Zo geven ze verschillende betekenissen aan eenzelfde beeld op het kunstwerk. De groep leerlingen uit de bovenbouw is daarentegen veel concreter in het benoemen van de beelden en maakt daarbij ook beter en uitgebreider gebruik van taal. Het is natuurlijk ook logisch om aan te nemen dat leerlingen uit groep 6 en 7 een bredere woordenschat hebben dan leerlingen uit groep 1 en 2.
Onderzoek 5: Zoek de verschillen (onderbouw/middenbouw).
Klas: Groep 8.
Bij de opdracht met de verschillen kunnen we concluderen dat het voor leerlingen redelijk lastig is om onderscheid te maken in op het oog uitziende dezelfde tekeningen. De leerlingen kunnen wel een paar verschillen eruit vissen, maar bij lange na niet allemaal. Dit kan komen omdat de leerlingen op teveel onderdelen moeten focussen.
Bij onderzoekje 5 wordt er van de kinderen verwacht om informatie in een korte tijd op te slaan in het geheugen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het werkgeheugen. Wat doet het werkgeheugen? Het werkgeheugen wordt door kinderen vooral gebruikt bij denkprocessen waarbij ze actief bezig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verschillende taal en rekenlessen. Ons onderzoekje kan ook weer worden gekoppeld aan het werkgeheugen. Er worden steeds weer verbanden gelegd met het korte termijn geheugen. Het werkgeheugen helpt bij het maken van beslissingen en keuzes. Het geheugen maakt beslissingen welke informatie belangrijk is. Bij het zoeken naar de verschillen hebben de kinderen een aantal minuten de tijd gehad om voor hun de belangrijkste informatie te onthouden in het werkgeheugen. Hierna hebben ze dit weer kunnen gebruiken bij de tweede afbeelding. De vraag hierbij is dan ook, wat hebben de kinderen allemaal onthouden in hun werkgeheugen? (Monique Huizen, z.d.)
Onderzoek 6: Enquêtes ingevuld door leerkrachten op het voorgezet- en basisonderwijs (experts)
Beschouwen in het beeldonderwijs door verschillende experts
Géretta Beukers (kunstdocente in het basisonderwijs)
Wat is voor jou beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)?
Beschouwen is het kijken en praten over beeldende kunst. Dat kan bijvoorbeeld een kunstwerk zijn, een foto, een architectonisch gebouw of iets cultureels. Met elkaar kijken we naar een beeld en aan de hand van vragen hebben wij het er over. Wat zie je? Wat is belangrijk in dit werk? Heeft het werk een betekenis?
Hoe laat jij het aspect beschouwen terug komen in je lessen?
Aan het begin van mijn lessen maak ik tijd voor kunstbeschouwing. We bespreken dan samen een kunstwerk. Aan het einde van mijn lessen maak ik tijd voor werkbespreking. Dan kijken we naar het werk wat de kinderen zelf in de les hebben gemaakt.
Wat vind je belangrijk aan beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)? En wat leren leerlingen hier?
Leren kijken, mening vormen, VTS (visual thinking strategies), bijna alle antwoorden zijn goed, aandachtig kijken, luisteren naar elkaar.
Hoe kun je leerlingen beter leren kunst te beschouwen?
Niet een keer een kunstwerk bespreken als het uitkomt, maar er elke les tijd voor proberen te maken. Herhaling helpt bij het leren. Als de kinderen vaker leren kijken en hun mening vormen wordt het bespreken van kunst vanzelf makkelijker en beter.
Melissa Luisman (museum educator bij het museum van Coervorden)
Wat is voor jou beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)?
Beschouwen in het beeldonderwijs is voor mij aandachtig, met begeleiding kijken naar kunst/beeld. Een belangrijk onderdeel van beschouwen is praten over wat je ziet, of benoemen wat je ziet.
Hoe laat jij het aspect beschouwen terug komen in je lessen?
Door over kunst/beeld te praten in groepsverband. Ik bied handvatten, stel vragen en geef leiding aan het gesprek. Ik heb een curus Art based learning voltooid en een cursus VTS (Visual Thinking Strategie) waardoor ik ook over kennis beschik om een gesprek te sturen/starten.
Wat vind je belangrijk aan beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)? En wat leren leerlingen hier?
Ik vind het belangrijk dat leerlingen anders gaan kijken naar een werk, dat ze nieuwe zienswijzen ontdekken of nieuwe benaderingen vinden voor het beschrijven van een werk.
Leerlingen leren anders kijken. Hoe kijken we eigenlijk? Wat valt mij op? En waarom? Je leert kritisch kijken én benoemen wat je ziet. Je koppelt ervaringen of al opgedane kennis met wat je ziet op beeld. Je legt een stukje van jezelf in een werk.
Hoe kun je leerlingen beter leren kunst te beschouwen?
Ik ben van mening dat theorieën als VTS, art based learning, authentieke kunsteducatie een goed format zijn om een gesprek over (kunst) beschouwen mogelijk te maken. Door het stellen van de juiste vragen ontdekken leerlingen nieuwe dingen. Ze leren anders kijken. Ze herkennen nieuwe dingen, gaan op andere elementen letten en kunnen door het gesprek, ook iets zeggen over de beschouwing. Beschouwen is niet alleen maar kijken. Beschouwen doe je met al je zintuigen.
Hilde Ameln (docent CKV & Beeldende vorming op het voortgezet onderwijs)
Wat is voor jou beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)?
Het aandacht schenken aan alle aspecten van een beeldend werk, van begin tot eindproduct. Wat was de reden om dit werk te maken en waarom kies ik voor deze kleuren, vormen en verhaal om dit duidelijk te maken? In mijn ogen moet je beeldend werk zien als een boek zonder letters en vat iedereen het anders op, dit is de schoonheid ervan.
Hoe laat jij het aspect beschouwen terug komen in je lessen?
Zelf ben ik een voorstander van het eerst ontdekken voordat je ergens een ‘oordeel’ over kan vellen. Wat in mijn ogen goed werkt is de interesses van de leerlingen bij langs gaan. De een vindt het mooi om trekkers te spotten, de ander wil zichzelf op sociale media op de kaart zetten. Laat een aantal mooie foto’s maken door je leerlingen, van dat wat hun interesseert. Of dit nou een selfie is of een foto van een trekker in kikvorsperspectief, dat is niet relevant. Nadien bespreek je de met de groep de verschillende aspecten van het werk. Als dit beschouwen lukt, lukt het beschouwen van beeldend werk van kunstenaars waarschijnlijk ook.
Wat vind je belangrijk aan beschouwen in het tekenonderwijs (beeldonderwijs)? En wat leren leerlingen hier?
Wat ik belangrijk vind is om in discussie te gaan, er is geen goed of fout in het beschouwen van iets. Zo leren leerlingen ook om anders naar andere dingen te kijken, bij alles wat je misschien tot dusver niet ‘mooi' vond, kan nu ineens wél hele mooie invalshoeken hebben. Je leert een andere manier van kijken en observeren en dit kan in je verdere leven veel moois opleveren.
Hoe kun je leerlingen beter leren kunst te beschouwen?
In plaats van kijken naar wat ze niet interessant vinden, laat ze kijken naar wat wel interessant is: de één vindt kleurgebruik interessant; waarom heeft de kunstenaar gekozen voor deze kleuren? De ander vindt het onderwerp leuk. Laat de leerlingen er zelf achter komen wat hen interesseert en laat ook duiden dat het niet persé om het beeldende werk hoeft te gaan, maar laat ze fantaseren over wat er vooraf heeft gespeeld; wat was de reden om dit werk te maken?
Onderzoeksresultaten onderzoeken visualiseren
Onderzoek 1
Groep 5
- Met proeven is het erg lastig om erachter gekomen hoe het geheel eruitziet. De leerlingen hebben de pitjes getekend die ze proefden en voelden in hun mond.
- Veel leerlingen (van verschillende groepjes) kwamen op de ronde vorm en rode kleur.
- Één leerlingen wist dat ze een granaatappel hadden getekend.
- Bij het groepje horen kon één leerling niks op papier krijgen, ondanks de informatie, omschrijvingen die ik hem had gegeven.
- De tekeningen van zien en voelen leken het meest op de hele granaatappel.
- De leerlingen hebben aan de hand van de informatie die ze verkregen via het zintuig, zelf nagedacht en gevisualiseerd hoe ze denken dat er uit zou kunnen zien.
- De helft van de groep wist dat ze bezig waren met een granaatappel (door te proeven, ruiken, horen, voelen, zien.
- Op het groepje van voelen na, heeft ieder groepje een rood stuk fruit getekend.
- Bij het groepje van horen zijn er 2 leerlingen die niks hebben getekend. Deze leerlingen konden zich ondanks de omschrijving die ze van mij te horen hebben gekregen, niet visualiseren wat ik omschreef.
- 1 leerling van het groepje proeven, wist niet meer dat het en granaatappel heette, maar kon precies omschrijven wat het was, dit heeft hij dan ook laten zien in zijn tekening (appel met pitjes).
- 1 leerling van het groepje zien (die alleen de buitenkant te zien kregen) heeft heel gedetailleerd gevisualiseerd hoe de binnenkant van de granaatappel getekend moest worden.
- 5 van de 6 leerlingen van het groepje proeven hebben alleen de pitjes getekend die ze hebben geproefd. Zonder daarbij de hele vrucht zelf te tekenen waar de pitjes in zitten.
Conclusies
Je kunt visualiseren terwijl je maar één zintuig gebruikt. Hier komen wel andere resultaten uit. Dit is te vooral te zien bij het proeven. De leerlingen hebben de pitjes van de granaatappel getekend, in plaats van de granaatappel. Je kunt dus niet verwachten dat iedereen hetzelfde tekent en dat het allemaal precies lijkt. Het gebruik van zintuigen wel wel degelijk invloed op het eindresultaat
Leerlingen kunnen visualiseren terwijl ze maar 1 zintuig mogen gebruiken, wel maakt het het wat lastiger. Visualiseren door alleen te horen of te proeven blijkt bij mij in de groep het lastigst.
Onderzoek 2
De meeste leerlingen geven aan er geen last van te hebben als er geen plaatjes bij opdrachten met tekst gaan, een klein deel geeft aan dit wel vervelend te vinden. Daarnaast geven bijna alle leerlingen aan dat ze het het fijnste vinden als er een combinatie wordt gebruikt van tekst met een plaatje. Ook geven ze aan dat de meeste leerlingen het fijn vinden als er plaatjes bij het vak rekenen gebruikt worden. Op de vraag of ze goed kunnen visualiseren als ze op een onrustige plek zitten waren de meningen verdeeld. De helft van de leerlingen geeft aan dit wel te kunnen, de andere leerlingen geven aan dit lastig te vinden of het niet te kunnen op een onrustige plek. Bijna alle leerlingen vinden verschillende opdrachten makkelijker om te maken als er een plaatje bij staat.
Conclusie
Het merendeel van de leerlingen van de verschillende scholen geeft aan het fijner te vinden als er plaatjes bij een tekst staan. Ook geeft het merendeel aan dat ze het lastig vinden om goed te visualiseren als ze op een onrustige plek zitten. Verder wordt er aangegeven dat de meeste leerlingen het makkelijker vinden om de opdracht met het plaatje te maken als de opdracht zonder plaatje. Het is wel zo dat bij geen enkele vraag alle leerlingen het er mee eens of oneens zijn.