Beschouwen binnen het vak tekenen
Beschouwen is met aandacht kijken naar. Hierbij kun je denken aan het kijken en praten over beelden die de kinderen zelf gemaakt hebben en aan beelden die de kinderen om zich heen zien. Het is een bekwaamheid die elk individu beschikt, maar nog tot uiting moet komen door toepassing. Beschouwen is goed te leren, maar het is geen stappenplan die je kunt volgen gedurende de jaren door (Schasfoort, 2007).
Beschouwen op Tule
Volgens SLO (2017) staat er bij Beeldende vorming het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’. Dit doel is in drie fases verdeelt, waarbij de eerste fase de onderbouw is, de tweede fase de middenbouw en de derde fase de bovenbouw is op het basisonderwijs.
In fase 1 bij het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’ gaan de kinderen zich openen voor anderen door gebruik te maken van de zintuigen. Hieraan wordt de belevingswereld van de kinderen gekoppeld. Daarnaast gaan de kinderen een waarde geven aan diverse beelden door aandachtig naar de beelden te kijken en daarover te praten met elkaar. De leerkracht speelt hier ook een rol.
In fase 2 bij het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’ gaan de kinderen zich openen voor de kunst en beeldende vorming. Hieraan wordt zowel de belevingswereld van de kinderen als de wereldoriëntatie gekoppeld. Door gebruik te maken van een beeldbeschouwingsgesprek gaan de kinderen een waarde geven aan diverse beelden door een verband te leggen tussen de vorm, waarde (betekenis) en het gebruik van materialen.
In fase 3 bij het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’ gaan de kinderen net als bij fase 2 zich openen voor de kunst en beeldende vorming uit zowel de belevingswereld van de kinderen als de wereldoriëntatie. Bij een beeldbeschouwingsgesprek gaan de kinderen de relatie leggen met beeldaspecten, betekenis, technieken en materialen. De kinderen delen hierbij hun ideeën en hebben ook interesse/belangstelling van de ander zijn of haar ideeën (SLO, 2017).
Het effect van beschouwen op het leren van kinderen
Kinderen zijn erg nieuwsgierig van nature. Wanneer ze iets nieuws in handen krijgen proberen ze het op elke mogelijke manier te ontdekken en te onderzoeken. Ze voelen eraan, spelen er mee en proeven het soms om te kijken hoe het smaakt. Hierbij stellen kinderen zich eigenlijk onbewust de vragen: “Hoe beleef ik dat?” En “Wat heeft het voor invloed op mij?”. In wezenlijke is dit de meest authentieke vorm van leren. Je leert door dingen zelf te doen, te ervaren en zelf te ontdekken. Bij beeld beschouwen draait het vooral om de vraag: “Hoe beleef ik het?”. Het beeld dat kinderen daarom van iets hebben zal heel erg aansluiten bij hun eigen wereld (Schasfoort, 2007).
De verschillende stadiums
Parsons verifieert het waarnemen van individuen met het gluren door brillen. Hij denkt dat individuen in diverse stadia van ontwikkeling door diverse brillen gluren.
Fase 1: associatie. De leerling koppelt in deze fase zijn bevindingen aan de antwoorden die hij geeft. Associaties kunnen worden aangespoord door emoties, belevingen en gedachtes. In deze fase is het nog niet van belang wat diverse mensen van iets vinden (Schasfoort, 2007).
Fase 2: voorstelling. In deze fase is het van belang dat een voorstelling/weergave wat moet betekenen. Je moet je er als individu in kunnen realiseren. In deze fase is er wel belangstelling voor de opvatting van anderen.
Fase 3: expressie. In deze fase wordt de voorstelling/weergave gezien als iets dat gevoelens kan losmaken. Er wordt duidelijk dat het absoluut goed is dat andere individuen jouw emoties niet delen. Het wordt geaccepteerd dat iedereen andere emoties heeft bij een voorstelling/weergave.
Fase 4: te leren. In deze fase wordt het voor degene die observeert (beschouwer) duidelijk dat een voorstelling een maatschappelijke taak heeft. Het wordt begrijpelijk dat er dingen te leren vallen. De argumentering, aansprakelijkheid en de motivatie zullen meer van belang zijn dan het oordeel op zich.
Fase 5: eigen mening. In deze fase kan de voorstelling/weergave invloed uitoefenen op diegene die waarneemt. Diegene kan een oordeel neerhalen op grond van zijn of haar eigen begrip en stijl. Diegene is ook op de hoogte dat zijn persoonlijke oordeel vastgesteld is door de beschaving, groep en duur. In deze fase ziet de kijker in dat hij altijd beoordelend zijn persoonlijke oordeel moet gehoorzamen. In deze fase krijg je het besef dat voorstellingen/weergaves effect hebben op personen (Schasfoort, 2007).
Bibliografie
Schasfoort, B. (2007). Beeldonderwijs en didactiek. Wolters-Noordhoff. Opgeroepen op maart 9, 2021
SLO. (2017). Inhoudslijn po beeldendevorming. Opgeroepen op maart 9, 2021, van slo.nl: https://www.slo.nl/@6232/inhoudslijn-po-beeldendevorming/
Beschouwen is met aandacht kijken naar. Hierbij kun je denken aan het kijken en praten over beelden die de kinderen zelf gemaakt hebben en aan beelden die de kinderen om zich heen zien. Het is een bekwaamheid die elk individu beschikt, maar nog tot uiting moet komen door toepassing. Beschouwen is goed te leren, maar het is geen stappenplan die je kunt volgen gedurende de jaren door (Schasfoort, 2007).
Beschouwen op Tule
Volgens SLO (2017) staat er bij Beeldende vorming het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’. Dit doel is in drie fases verdeelt, waarbij de eerste fase de onderbouw is, de tweede fase de middenbouw en de derde fase de bovenbouw is op het basisonderwijs.
In fase 1 bij het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’ gaan de kinderen zich openen voor anderen door gebruik te maken van de zintuigen. Hieraan wordt de belevingswereld van de kinderen gekoppeld. Daarnaast gaan de kinderen een waarde geven aan diverse beelden door aandachtig naar de beelden te kijken en daarover te praten met elkaar. De leerkracht speelt hier ook een rol.
In fase 2 bij het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’ gaan de kinderen zich openen voor de kunst en beeldende vorming. Hieraan wordt zowel de belevingswereld van de kinderen als de wereldoriëntatie gekoppeld. Door gebruik te maken van een beeldbeschouwingsgesprek gaan de kinderen een waarde geven aan diverse beelden door een verband te leggen tussen de vorm, waarde (betekenis) en het gebruik van materialen.
In fase 3 bij het doel ‘Bekijken van beelden en hierover praten’ gaan de kinderen net als bij fase 2 zich openen voor de kunst en beeldende vorming uit zowel de belevingswereld van de kinderen als de wereldoriëntatie. Bij een beeldbeschouwingsgesprek gaan de kinderen de relatie leggen met beeldaspecten, betekenis, technieken en materialen. De kinderen delen hierbij hun ideeën en hebben ook interesse/belangstelling van de ander zijn of haar ideeën (SLO, 2017).
Het effect van beschouwen op het leren van kinderen
Kinderen zijn erg nieuwsgierig van nature. Wanneer ze iets nieuws in handen krijgen proberen ze het op elke mogelijke manier te ontdekken en te onderzoeken. Ze voelen eraan, spelen er mee en proeven het soms om te kijken hoe het smaakt. Hierbij stellen kinderen zich eigenlijk onbewust de vragen: “Hoe beleef ik dat?” En “Wat heeft het voor invloed op mij?”. In wezenlijke is dit de meest authentieke vorm van leren. Je leert door dingen zelf te doen, te ervaren en zelf te ontdekken. Bij beeld beschouwen draait het vooral om de vraag: “Hoe beleef ik het?”. Het beeld dat kinderen daarom van iets hebben zal heel erg aansluiten bij hun eigen wereld (Schasfoort, 2007).
De verschillende stadiums
Parsons verifieert het waarnemen van individuen met het gluren door brillen. Hij denkt dat individuen in diverse stadia van ontwikkeling door diverse brillen gluren.
Fase 1: associatie. De leerling koppelt in deze fase zijn bevindingen aan de antwoorden die hij geeft. Associaties kunnen worden aangespoord door emoties, belevingen en gedachtes. In deze fase is het nog niet van belang wat diverse mensen van iets vinden (Schasfoort, 2007).
Fase 2: voorstelling. In deze fase is het van belang dat een voorstelling/weergave wat moet betekenen. Je moet je er als individu in kunnen realiseren. In deze fase is er wel belangstelling voor de opvatting van anderen.
Fase 3: expressie. In deze fase wordt de voorstelling/weergave gezien als iets dat gevoelens kan losmaken. Er wordt duidelijk dat het absoluut goed is dat andere individuen jouw emoties niet delen. Het wordt geaccepteerd dat iedereen andere emoties heeft bij een voorstelling/weergave.
Fase 4: te leren. In deze fase wordt het voor degene die observeert (beschouwer) duidelijk dat een voorstelling een maatschappelijke taak heeft. Het wordt begrijpelijk dat er dingen te leren vallen. De argumentering, aansprakelijkheid en de motivatie zullen meer van belang zijn dan het oordeel op zich.
Fase 5: eigen mening. In deze fase kan de voorstelling/weergave invloed uitoefenen op diegene die waarneemt. Diegene kan een oordeel neerhalen op grond van zijn of haar eigen begrip en stijl. Diegene is ook op de hoogte dat zijn persoonlijke oordeel vastgesteld is door de beschaving, groep en duur. In deze fase ziet de kijker in dat hij altijd beoordelend zijn persoonlijke oordeel moet gehoorzamen. In deze fase krijg je het besef dat voorstellingen/weergaves effect hebben op personen (Schasfoort, 2007).
Bibliografie
Schasfoort, B. (2007). Beeldonderwijs en didactiek. Wolters-Noordhoff. Opgeroepen op maart 9, 2021
SLO. (2017). Inhoudslijn po beeldendevorming. Opgeroepen op maart 9, 2021, van slo.nl: https://www.slo.nl/@6232/inhoudslijn-po-beeldendevorming/